Data governance

Naam:

Sjoerd Niehof

Functie:

Stafvoorzitter VMS Maasstad Ziekenhuis

Interoperabiliteit is een voorwaarde

Interview

Hoe de Santeon-ziekenhuizen met succes Value-Based Healthcare-trajecten opzetten: “Interoperabiliteit is een voorwaarde”

Met zeven ziekenhuizen beschikt Santeon over een keur aan relevante data om patiënten nauwer bij hun zorgvraag te betrekken en de zorgkwaliteit te verbeteren. Voor Reumatologie en Nierfalen monden deze data inmiddels uit in een overzichtelijk dashboard. Meer trajecten zullen volgen. Projectverantwoordelijke Sjoerd Niehof, stafvoorzitter VMS bij het Rotterdamse Maasstad Ziekenhuis, vertelt over de aanpak. 

Voor het zorgtraject nierfalen wordt binnen Santeon tegenwoordig gewerkt met een digitaal dashboard, waarin de patiënt en zorgverlener in één overzicht kunnen zien wat de uitkomsten van de onderzoeken en de ingevulde vragenlijsten zijn. Door deze uitkomsten visueel te maken en uitleg over de uitkomsten te geven, krijgt de patiënt meer inzicht in zijn eigen gezondheid én is zijn betrokkenheid bij de behandeling groter, zo leert de ervaring. Gezamenlijk kunnen de patiënt en behandelend arts dan beter beslissen over wat de beste behandeloptie is.

Een vergelijkbaar traject dat voor reumatologie opgetuigd is, blijkt al een stapje verder. Daar zijn bijvoorbeeld meer opties die binnen het dashboard doorgenomen kunnen worden in de behandelkamer. Zoals de zwaarte van de medicatie, de ernst van de klachten, omgevingsfactoren en voedingsgewoontes. “Daarin kun je nog meer echt met elkaar in conclaaf: wat is jouw optimale behandelstrategie.”

De insteek achter dit alles is de data van verschillende ziekenhuizen vergelijken en naar de patiënt toebrengen. Daar wordt lichtzinnig over gesproken, maar is uitermate complex om op een goede manier te doen, meent Niehof. Bijvoorbeeld de uitdaging om zaken uiteindelijk heel specifiek te maken en de klinische waarden van de patiënt in kwestie helder tot uitdrukking te laten komen in het dashboard.

“Je zult de informatie zo moeten presenteren dat de patiënt het zelf ook heel goed kan begrijpen. En aan de andere kant moet de specialist ermee om kunnen gaan dat hij alle data tot zijn beschikking heeft en op basis daarvan tot de kern komen, in conclaaf gaan en de patiënt mee laten beslissen over het behandeltraject. Dat is een heel ander gesprek dan voorheen.”

Met bovendien de ambitie om de patiënt op termijn ook vanuit huis toegang te geven tot het dashboard via zijn zorgportaal, voegt Niehof toe.

Interoperabiliteit is een voorwaarde voor Value-Based Healthcare (VBH), stelt Niehof. Alle zeven ziekenhuizen zitten daarom op hetzelfde platform, het HIPS (Health Intelligence Platform Santeon). Alle data vanuit de verschillende EPD’s komen bij elkaar en  wordt voordat het wordt geëxporteerd omgezet naar de Santeon-standaard. “Het gaat niet om de technologie, maar om de standaard die je met elkaar definieert. Zo hebben we afgesproken om zoveel mogelijk gebruik te maken van internationale standaarden. Als die er niet zijn Europese standaarden. Zijn die er niet dan Nederlandse en als die er ook niet zijn, ontwikkelen we ze zelf. Daarmee proberen we een platform te bouwen dat zo generiek mogelijk is. En als we nieuwe standaarden ontwikkelen, willen we die ook openbaar maken, zodat anderen ze kunnen gebruiken.”

Uit de twee live gebrachte trajecten – middels een Minimal Viable Product – blijkt dat ongeveer tachtig procent van alle data die nodig is om VBHC te bedrijven, gestandaardiseerd conform de gehanteerde afspraken. Bij de overige twintig procent is verrijking nodig om het specifieke ziektebeeld te beschrijven. Om ook dat zoveel mogelijk te kunnen standaardiseren, wordt gewerkt met verbeterteams die periodiek samen kijken hoe de verschillende ziekenhuizen presteren en wat ze van elkaar kunnen leren om de zorg te verbeteren. “Doordat we dit op basis van standaarden doen, kunnen we versnellen.”

Het voordeel is, zo vervolgt Niehof, dat veel van de zorg die Santeon levert ook is gestandaardiseerd, waardoor de data die wordt verzameld dit min of meer ook is en er best practices gedeeld kunnen worden om daar verder op te standaardiseren. “Een volgende, lastige maar belangrijke, stap het standaardiseren van de wijze waarop we in de ziekenhuizen informatie verzamelen. Zodat de vertaalslag die wij er nu nog in moeten maken niet meer nodig is.”

Bij de werkwijze die Niehof schetst, valt vooral de hands on-aanpak op. Die heeft voor een steile leercurve gezorgd, stelt de stafvoorzitter. “Je ziet mensen eerst vasthouden aan hoe ze het zelf doen, en dat de standaard proberen te krijgen, zodat ze zo min mogelijk hoeven te veranderen. Maar door in gesprek te gaan over hoe anderen dingen aanpakken, zijn ze bereid om van elkaar te leren en samen te werken. Daar gaat wat tijd overheen.”

Belangrijk bij het van onderaf ontwikkelen van standaarden is volgens hem ook om altijd kritisch te kijken naar of het generiek genoeg, schaalbaar genoeg en toekomstbestendig genoeg is.

Hands on werken neemt ook niet weg dat de ziekenhuisbesturen er goed in meegenomen moeten worden. “Ieder jaar steken we de thermometer er even in om te kijken of we nog doen wat we voor ogen hebben en hoe wat dat het beste kunnen doen. Mede doordat we een netwerkorganisatie zijn van zeven ziekenhuizen moeten we goed kijken hoe we de lasten verdelen, zoals de ontwikkel- en beheerkosten.”

Om grip te behouden, is er per domein op hoofdlijnen afgesproken wie waar verantwoordelijk voor is. “De standaardisatie en de afspraken die je maakt in het netwerk zijn het belangrijkst en daarmee de grootste uitdaging die je met elkaar hebt.”

Als manier van aanpak en uitwerking verder doorgevoerd is voor een keur aan ziektebeelden zal het echter ook impact hebben op het behandelproces, voorziet Niehof. “Dan kom je weer op het gebied van veranderkunde. Daar hebben we ook alvast een track voor ingericht.”

Ook moet worden er geïnvesteerd in opleidingstrajecten. “Medische teams moeten zelf met Power BI kunnen werken en leren wat ze eraan kunnen vragen. Je merkt dat ze allerlei dwarsverbanden willen onderzoeken. Dat kunnen wij niet allemaal vooraf programmeren.”

Waar de vrees kan bestaan dat medisch specialisten de hakken in het zand zetten, blijken zij juist erg open te staan voor vernieuwing. “Een gemiddelde specialist is ontzettend geïnteresseerd in het verbeteren van zijn eigen zorg. Als het nog beter kan: hoe dan, laat maar weten. Eerder haalden zij daar informatie over op uit vakliteratuur, congressen en overleg met vakgenoten. Nu is er een meetinstrument gekomen dat inzicht geeft in hoe goed specialisten hun werk doen. En dat wordt nog gedeeld met collega’s ook.”

Zonder verwijten, puur om te kijken wat de stand van zaken is en waar de verschillen zitten, voegt Niehof toe. Om zo de kwaliteit van alle ziekenhuizen op een gelijk hoog niveau te krijgen.

“Van het lerend model, dat echt over de inhoud gaat, worden specialisten super enthousiast. We rapporten ook niet alleen over de klinische uitkomsten, maar meten ook de patiënt-gerelateerde uitkomsten. Over wat een behandeling voor iemand betekent in zijn leven.”

Uitkomstmaten worden nu intern met elkaar vergeleken en daarover wordt transparant gepubliceerd. In de toekomst is het de bedoeling dat uitkomstmaten nationaal en internationaal kunnen worden vergeleken maar dat is een lange weg.   

Het realiseren van zulke transparantie begint volgens Niehof niet bij richtlijnen – maar bij de basis dat je die binnen je organisatie simpelweg samen wilt doen. Vervolgens zoek je er een structuur bij. “Een richtlijn is dan een stukje gereedschap om te toetsen dat wat we met elkaar afgesproken hebben ook klopt. Of je de juiste dingen daarvoor hebt ingericht. Ik heb nog nooit iets andersom zien slagen. Dat je technisch iets bedenkt over je samenwerking en dat dat er dan ook daadwerkelijk leidt tot samenwerking.”

“Het gaat erom een standaard neer te zetten die rijk genoeg is om de patiëntenzorg te kunnen veranderen. En niet wachten tot een standaard allesomvattend is, maar accepteren dat er grenzen zitten aan een standaard. Laten we het gewoon gaan doen.”

Wie dan bepaalt wat voldoende rijk is? Enerzijds de verbeterteams met mensen uit het veld waar Santeon mee werkt, stelt Niehof. Anderzijds de patiënt zelf. Die wil namelijk ook iets met de informatie. “Er wordt vaak gedacht dat de informatie die je in je ziekenhuis hebt te complex is voor de patiënt. Maar we kwamen er bijvoorbeeld achter dat een patiënt het prettig kan vinden om een röntgenbeeld in zijn PACS te kunnen zien, omdat hij het prettig vindt dat kringeltje te zien om de plek waar hij last van heeft. Dat helpt het proces. Dus patiënten kunnen een andere waarde hechten aan dezelfde informatie dan een specialist.”

De standaardisatie binnen Santeon werpt dus op meerdere manieren vruchten af. Soms zichtbaar voor de buitenwereld, maar ook dieper in de organisatie. Zo blijken de  business intelligence-collega’s veel van elkaar te kunnen leren doordat zorgprocessen vergelijkbaar zijn, zij vergelijkbare uitdagingen tegenkomen en elkaars oplossingen kunnen overnemen. “Er worden veel syntaxen uitgewisseld, die je als blokje in je dashboard kan inpluggen. Daar zit echt de versnelling die je wilt hebben, in het eenmaal ontwikkelen en zevenmaal toepassen.”

Andere interviews

Actueel

Gebruik testen ook als inspiratiemoment

Ageeth Wahle

Project- en interimmanager bij Negen

Ronde tafel

Soms moet je dingen gewoon gaan doen

Marjolijn Elsinga, Roanda Fokkens

Manager Zorgtechnologie Prinses Máxima Centrum, Programmamanager Zorginnovatie bij zorgverzekeraar CZ

Ronde tafel

Interoperabiliteit is een veranderproces

Ronald Cornet en René de Vries

klinisch informaticus bij Amsterdam UMC / Enterprise architect bij CGI