Nicole Plas in gesprek met Conchita Kleijweg (ISI/voormalig Nictiz): ‘Beloning op basis van zorgproductie is een bom onder alles’
Door de chronische aandoening van haar zoon leerde Conchita Kleijweg het zorgpad van voor tot achter kennen en weet ze uit eerste hand hoe urgent het beter delen van informatie is. In haar werk voor Nictiz benadrukte ze dan ook jarenlang dat het systeem op de schop moet. ‘VWS moet de regie nemen, maar vooral niet de uitvoering verzorgen.’
Het afketsen van het landelijke EPD is een litteken in de Nederlandse zorg. Conchita Kleijweg, die de afgelopen jaren werkzaam was voor Nictiz en inmiddels directeur is van ISI (International Statistical Institute) windt er geen doekjes om. Dat gepaard met het afketsen, gezegd werd dat de politiek zich niet meer inhoudelijk met zorg-ICT mag bemoeien, kan de bittere nasmaak niet wegnemen. Sterker nog: dat de zorg zelfstandig ICT-innovatietrajecten opstartte, heeft ervoor gezorgd dat er silo’s zijn ontstaan. Met marktpartijen die zich op onderdelen zijn gaan richten: een systeem voor apotheken, voor ziekenhuizen, voor huisartsen et cetera.
Kleijweg is kritisch op het regionale en nationale beleid: “ICT is een internationale markt, dus kijk naar internationale standaarden. Waarom willen we onze eigen standaarden ontwikkelen om zorguitkomsten te meten, waardoor je een uitzondering wordt?” We zijn zo klein en hebben zoveel eigen wensen dat ons land voor grote spelers oninteressant is en zij vertrekken, stelt ze. “Neem genoegen met wat er is en steek je energie erin om daarover internationaal mee te kunnen praten.” Het is te makkelijk om dit alleen specialisten aan te rekenen.
Er wordt veel gepraat om een eenduidige lijn te volgen, maar waarom lukt dat toch steeds niet, vraagt Plas? Kleijweg: “Dat is zo gegroeid”. Ieder heeft zijn positie en het is heel menselijk om je positie te verdedigen. Doordat er veel gebeurt op het gebied van Zorg-ICT en er beweging is, zie je dat er ruimte komt, partijen zichzelf groter willen maken en elkaar proberen te verdrukken.”
De oplossingsrichting is volgens haar om meer los te laten en dat zorginstellingen, leveranciers en publieke partijen bij hun leest blijven. “Er is sterkere regie en dwang vanuit de overheid nodig”. “Dat is de enige partij waarvan je mag verwachten dat ze zelf belangeloos is en kan handelen namens het land.”
Je kunt constateren dat de zorg niet in staat is om dit zelf te organiseren, vervolgt ze. Maar de overheid kan ook niet zomaar zaken in beweging brengen. Dat kost tijd. Een ministerie kan drie dingen, somt Kleijweg op: beleid maken, dit opleggen en subsidies verstrekken om te zorgen dat het uitgevoerd wordt. Dat wordt niet gedaan door mensen die direct, inhoudelijk met de zorg bezig zijn.
Het is heel belangrijk dat VWS de regie gaat voeren, maar de uitvoer niet zelf gaat doen. Er zal een uitvoeringsorganisatie moeten komen, waarin mensen werken die de zorg inhoudelijk snappen en verbindingen kunnen maken met bijvoorbeeld leveranciers en zorgconsumenten.
Plas: “Zijn de VIPP-programma’s daarin niet een goed voorbeeld?” Het lastige daaraan vindt Kleijweg dat door zorginstellingen weliswaar netjes voldaan wordt aan de richtlijnen van de VIPP om ze binnen te halen, maar er een achterliggende strategie en verbinding ontbreekt. “Een uitvoeringsorganisatie die de verschillende programma’s bij elkaar brengt en managet, zou een stuk beter werken.”
Welke kanttekeningen zijn daarbij te stellen? “De vraag is of je verschillende clubs bij elkaar moet zetten of dat je de kennis uit de clubs haalt en onderbrengt in een nieuwe organisatie”, zegt Kleijweg. Eigenlijk wil je naar een situatie dat organisaties slechts tijdelijk bestaan en zichzelf opheffen wanneer zij hun nut hebben bewezen. Subsidiëring houdt ze langer in stand dan nodig, beaamt Plas.
Op basis van haar ervaringen als nierpatiënt en onder andere het opzetten van Donorplein (een online platform om nierpatiënten met een donorvraag en donoren te koppelen, dat een tijdje onder de vleugels van de Nierstichting opereerde) weet Plas dat het uitermate lastig is om alle belangen in lijn te krijgen en partijen te laten samenwerken. Er is jaren vergaderd, er werd mondjesmaat data of content gedeeld en het woord patiënt viel nooit, stelt zij. “Ik ben uit frustratie eruit gestapt. Je wilt een ketting van samenwerking creëren, maar de schakels willen gewoon niet aan elkaar.”
Is het vertrouwen in zorg-overleggen en -programma’s dan ook niet dermate verdwenen, dat het lastig wordt om iets nieuws op te zetten? Dat speelt mee, maar het belangrijkste is dat afgestapt moet worden van het systeem dat je beloond wordt voor zorgproductie, stelt Kleijweg. “Dat is een bom onder alles. Je kan het bestuurders bijna niet aanrekenen dat zij besluiten nemen die niet handig zijn in het kader van interoperabiliteit, omdat zij afgerekend worden op die productie.”
De transitiegelden die vanuit verzekeraars beschikbaar zijn, creëren volgens Kleijweg een te onzekere situatie. Ze geven enkele jaren duidelijkheid, daarna is het te bezien wat er gaat gebeuren. “Daar kan je als bestuurder geen beleid op maken.”
Ondertussen gaat er bij wijze van eerste stap minder geld naar de thuiszorg, schetst Plas. Dit om digitalisering en zorg op afstand te stimuleren. Zorgt de bestaande financiële prikkel dan niet voor het nog minder menselijk maken van de zorg? Dat het juist minder toegankelijk wordt, omdat het onderliggende systeem niet op orde is?
Kleijweg: “Je ziet vaak dat de pijn groot genoeg moet zijn, voordat er verandering komt. Corona maakte duidelijk dat het anders moet, maar inmiddels zijn we weer terug naar de oude situatie, omdat het onderliggende systeem niet is veranderd. Het is natuurlijk lastig, maar als er minder geld beschikbaar komt, moet je juist je processen anders inrichten. Soms zorginhoudelijk, vaak procesmatig. Wat kan er bijvoorbeeld digitaal?
Inmiddels heeft Kleijweg dus de overstap van Nictiz naar ISI gemaakt. Welke lessen van de afgelopen jaren zijn haar het meest bijgebleven, vraagt Plas? “Mildheid richting alle partijen. Ik snap heel goed waar iedereen vandaan komt en het systeem hebben we aan onszelf te danken. We moeten op een andere manier samenwerken. Aan een gezamenlijk doel. Dat wordt vaak gezegd en is lastig te verkopen, maar is wel de crux. Als organisatie onderschikt zijn aan het doel en je niet groter maken dan nodig. Alleen dan wordt de zorg slanker.”